Joan Derk van der Capellen: alle mensen zijn onderling gelijk

Sjaak Onderdelinden

Het einde van de slavernij kwam in 1863 niet uit de lucht vallen. Daar was heel wat strijd aan vooraf gegaan. Een vroege principiële pleitbezorger tegen de slavernij was Zwollenaar Joan Derk van der Capellen, die in 1784 overleed. Zijn activiteit lag dus een eeuw vóór de uiteindelijke bevrijding van de tot slaaf gemaakten.

 

Nu heeft Van der Capellen veel faam te danken aan zijn bemoeienis met de Patriotten, de democratische tegenpool van de Orangisten. Maar dat democratische wensdenken (waar toch pas na 1848 wat van terecht kwam) had in de achttiende eeuw zijn wortels in de Verlichting, of in het Duits de Aufklärung. De beroemdste denker was Immanuel Kant, die in 1784 (nota bene het sterfjaar van Van der Capellen) die denkrichting nog maar eens samenvatte in een artikel, dat waarschijnlijk een van zijn gemakkelijkst te begrijpen stukken is: “Beantwoording van de vraag: wat is Verlichting?”. Hij kon dat in twee woorden samenvatten: ‘Sapere aude!’. Maar ja, dat is Latijn, dus hij leverde er de vertaling bij: ‘Mens, durf je verstand te gebruiken’. Een noodzakelijke oproep, want we zitten in de achttiende eeuw nog volop in het absolutisme, de absolute almacht van de adel, hiërarchische standenmaatschappij, feodalisme en lijfeigendom, door die adel gelegitimeerd met een slimme theologische truc, het Gottesgnadentum, het idee dat men die absolute macht rechtstreeks van het Opperwezen gekregen had. Een restant daarvan is tot op de dag van vandaag dat de Koning van Nederland dat is “bij de gratie Gods”, waaraan je dus ziet hoe taai dat absolutisme is en hoe moeilijk dat Verlichtingsdenken voeten aan de grond kreeg.

Wie het waagde, zelfstandig te denken, kwam al gauw uit bij ‘vrijheid, gelijkheid, broederschap’, waarbij de vrijheid in elke situatie opnieuw bevochten moet worden – broederschap mag als tolerantie worden opgevat. Maar die gelijkheid dwong Van der Capellen tot een welsprekende argumentatie: ‘Door dezelfde magtige Hand geschapen; uit hetzelfde bloed geboren; met dezelfde vermogens van ziel en lichgaam begaafd; door dezelfde begeerten genoopt; door dezelfde behoeftigheden geperst; aan dezelfde zwakheden, aan dezelfde dood, aan ‘t zelfde toekomstig oordeel onderworpen, en voor ‘t aangezicht van den Grooten Schepper van Hemel en Aarde in ‘t zelfde stof kruipende, zijn zich alle menschen onderling gelijk’. Aldus verdedigde Van der Capellen het belangrijke uitgangspunt van de gelijkheid van alle mensen. Daarom had hij zich ook, anders dan veel patriottische tijdgenoten, uitgesproken voor de vrijheid van tot slaaf gemaakten uit de koloniën. Helaas hadden de Staten van Overijssel in zijn afwezigheid de slavernij gelegitimeerd, weliswaar met fraaie woorden over ontbrekend onderscheid tussen vrije en onvrije personen, maar met een hypocriete uitzondering voor tot slaaf gemaakten, die nu eenmaal voor de handel noodzakelijk waren. Dat was een zware nederlaag voor Van der Capellen geweest en met des te meer vuur stortte hij zich op een vergelijkbare kwestie, die het grote voordeel had van een puur binnenlands karakter: de drostendiensten. Voor hem was dat lijfeigendom-voor-een-paar-dagen niets anders dan de koloniale slavernij. Ben je tegen het één, moet je ook het andere afwijzen. Dat brengt Van der Capellen tot een glasheldere definitie van slavernij: ‘Men is in den eigenlijken zin een slaaf van hem, dien men gedwongen is te dienen’ – dwang en dienen, dat zijn de criteria.

Portret Joan Derk van der Capellen tot den Pol

Nu had Van der Capellen in zijn ijver de vrijheid te verdedigen, vlak daarvoor weliswaar betoogd ‘dat het roemrijker is, aan het hoofd te staan van een vrij volk, dan eenen troep laffe slaven te drijven’, maar hier interpreteren wij de slaven liever overdrachtelijk. Hoe dit zij, die drostendiensten waren volgens hem principieel niets anders dan slavernij – het tijdsverschil van twee dagen versus levenslang deed er volgens Van der Capellen niet toe. Dus de strijd tegen de drostendiensten, waarmee hij zoveel bekendheid scoorde, kwam in feite pas na zijn protest tegen de slavernij. Op Overijssels niveau geloofde hij eerder in succes dan koloniaal. Zijn voorstel: bevrijding van de lijfeigenen en compensatie van hun bazen. Dat laatste zou een eeuw later opnieuw een flinke rol spelen, een compensatieregeling voor het verlies van de ex-slavenhouders, natuurlijk niet voor het jarenlange leed van de tot slaaf gemaakten.

Bronnen


M. de Jong Hzn, Joan Derk van der Capellen. Staatkundig levensbeeld uit de wordingstijd van de moderne demokratie in Nederland (Groningen 1921) 272-283.

Immanuel Kant, ‘Beantwortung der Frage: Was ist Aufklärung?’ in: Otto F.Best en Hans-Jürgen Schmitt, Die deutsche Literatur in Text und Darstellung Band 5: Aufklärung und Rokoko, ed.Otto F.Best, (Stuttgart 1976) 42.