Plantage Overijssel in Berbice

Gerjan Brinksma

‘Overijssel Overzee’ komt misschien wel het meest letterlijk naar voren in de plantage Overijssel die zich in de kolonie Berbice bevond. Slavernij was verboden in de provincie, maar op de gelijknamige koloniale plantage werden slaafgemaakten gedwongen om koffie te produceren. Wat is er bekend over deze plantage en wie waren de eigenaren? En: bestaat er een verband met de provincienaam?

Kolonie Berbice

Berbice was een gebied bij de gelijknamige Berbice-rivier, in het tegenwoordige Guyana. De kolonie werd in 1627 gesticht door de Zeeuwse koopman Abraham van Peere, die hiervoor het recht had gekregen van de West-Indische Compagnie (WIC). De familie Van Peere bleef bijna een eeuw eigenaar van de kolonie – totdat het land in 1720 handen kwam van een groep Nederlandse koopmannen, die zich verenigden in de Sociëteit van Berbice. Vanaf 1732 verhandelden zij grond voor plantages.

In 1763 kwamen de slaafgemaakten op de plantages in opstand, wat leidde tot bloederige gevechten. De Britten namen het gezag definitief over in 1813 en in 1831 ging Berbice samen met de twee koloniën Essequibo en Demerara op in Brits Guyana.

 

Slavernij op plantage Overijssel

Een lijst uit ‘eind achttiende eeuw’ vermeldt het aantal slaafgemaakten ouder dan 5 jaar die op dat moment op iedere plantage in Berbice werkzaam waren. Voor de plantage Overijssel, met J.U. Straub als eigenaar, lag dit aantal op 34 personen. Vergeleken met andere plantages in Berbice is dit getal relatief weinig; voor de 99 vermelde plantages is het gemiddelde aantal slaafgemaakten namelijk 54. Het hoogste aantal is 161 (plantage Berestein) terwijl er ook een plantage bestaat met een aantal van 5 (‘t Fortuijn).

‘Lijst, houdende opgave van de slaven boven de vijf jaar toebehorende aan de vrijlieden in de kolonie Berbice’ (archiefdatering: eind 18e eeuw).

 

Straub overleed vermoedelijk omstreeks 1785; de lijst kan dus uiterlijk tot op dat moment gedateerd worden. Uit een ander overzicht zijn de getallen voor 1796 en 1799 te achterhalen. Op 1 januari 1796 telde de plantage 76,5 slaafgemaakten en in 1799 waren er 73,5 slaafgemaakten op de plantage Overijssel. Hier is het aantal dus vrij fors gestegen, wellicht door toedoen van de volgende plantage-eigenaar.

Van het reilen en zeilen op de plantage is tot dusver weinig overgeleverd, maar wel is er informatie bekend over een slavenopstand op 9 december 1781. Enkele slaafgemaakten van ‘Overijssel’ kwamen samen met slaafgemaakten van de plantages Vrouw Johanna en Dankbaarheid in opstand tegen de plantagehouders, waarbij de tuinman van plantage Dankbaarheid vermoord werd. De opstand werd onderdrukt en in januari 1782 moesten de gevangen vrijheidsstrijders getuigenverklaringen afleggen. Onder anderen van vijf slaafgemaakten van Overijssel is hiervan het verslag overgeleverd, namelijk van Carel (ofwel Adoe); Claas; Jan; Hector; George en Mars. De bestuurders ondervroegen hen over hun aandeel in de opstand, en of het hun doel niet was geweest ‘om de blanken te vermoorden’?

Dezelfde maand volgde een feitenverslag en een conclusie. De straf voor de betrokken slaafgemaakten moest een afschrikkend effect hebben; deze was dan ook niet mild. Vijf van de samenzweerders werden ‘levendig geradbraakt’en vier anderen (onder wie Claas) ‘levendig verbrand’. Ook een financiële compensatie voor plantage-eigenaren maakte deel uit van de uitspraak.

 

Eigenaren

Op de eerder genoemde lijst staat J.U. Straub, voluit Johann Ulrich Straub (1746-ca. 1785), vermeld als eigenaar van plantage Overijssel. Op andere achttiende-eeuwse kaarten komt Straub aanvankelijk alleen terug als eigenaar van de plantages De Vriendschap en de kleinere plantage De Drie Gezusters.

De Drie Gezusters (84) en De Vriendschap (85) op de ‘Generaale Caart van de Geoctr. Colonie de Berbice, rivieren en districten met al de daarin gelegene plantagies, gronden en vaarbare kreken enz.’ (1771)

 

In 1780 deed Straub een formeel verzoek om de plantage te mogen uitbreiden, van 250 naar 500 akkers grond. [Eén akker is ongeveer 0,43 hectare.] Het zou echter nog meerdere jaren duren voordat de toevoeging plaatsvindt: in 1792 meldt een acte van meeting dat deze toevoeging dan toegekend is, in eigendom van Johannes Aigidius.

Acte van Meeting nieuwe grond voor plantage Overijssel. (1792)

 

Johannes Aegidius (ook wel gespeld als Egidius) was een koopman uit Amsterdam. Hij nam de zaken waar van meerdere plantages, en leek dit voornamelijk vanuit de Republiek te doen. Hij was eerst geldschieter van Straub, maar in ieder geval sinds 1794 was hij ook de officiële eigenaar – naar het lijkt omdat Straub diens schuld niet kon aflossen.

Positie van plantage Overijssel (pijl), boven de monding van de Berbice-rivier. Kaart 1804.

 

Een Zwolse connectie

Straub kwam uit de Zwitserse plaats Sankt Gallen. Hoe valt de naam Overijssel dan te verklaren? Mogelijk is dat te danken aan de achtergrond van zijn Nederlandse vrouw, Cornelia Johanna Mennes.

Haar naam komt namelijk voor in de trouwboeken van de gereformeerde gemeente te Zwolle. In september 1766 huwde ze met een zekere Johan Frederik van Creutzen, wonend in Amsterdam. Drie jaar later, in 1769, blijkt dit echtpaar in Berbice bij Fort Nassau te wonen, waar ze dan een testament laten opstellen. Dit testament vermeldt haar moeder Egberdina Alijda Mennes als ‘wonagtig te Zwol’.

Nog duidelijker wordt het in haar overlijdensakte, waar ze beschreven wordt als ‘gebooren te Zwol, provintie Overijssel’. Deze afkomst van Cornelia Johanna Mennes zou dus best eens de verklaring kunnen zijn voor de benaming van de plantage Overijssel.

Overlijdensbericht Cornelia Johanna Mennes.

 

Bronnen

Archiefmateriaal

  • Collectie Overijssel Zwolle
    • nr 0709 Doop-, trouw- en begraafboeken in Zwolle en Zwollerkerspel. Inv.nr 733: Trouwboeken van de St. Michaël- of Grotekerk 1762 Nov. 9 – 1774 Jan. 17. Fol. 110.
  • Nationaal Archief
    • nr 1.05.05 Inventaris van het archief van de Sociëteit van Berbice. Inv.nr 343: Lijst, houdende opgave van de slaven boven de vijf jaar toebehorende aan de vrijlieden in de kolonie Berbice.
    • nr 4.VEL Inventaris van de verzameling buitenlandse kaarten Leupe. Inv.nr 581A: Kaartboek van de navolgende gronden uitgegeven in de kolonie Berbice, met acten van meting (1790-1793).
    • idem, inv.nr 1573: Generaale Caart van de Geoctr. Colonie de Berbice, rivieren en districten met al de daarin gelegene plantagies, gronden en vaarbare kreken enz.
    • idem, inv.nr 1576: Kaart van de Colonie de Berbice alsmeede van de rivier Corantyn met deszelfs Oostzeekust en de rivier de Nickerie, gelegen in Bats. Guiana in America, gedeeltelyk gemeeten door de Landmeeters C. Ruerlach van Suriname en S.H. Wiedenman van Berbice enz.
    • nr 1.05.21 Inventaris van de digitale duplicaten van de lokale bestuursarchieven van de Nederlandse koloniën Essequibo, Demerara en Berbice en notariële akten [tezamen ‘Dutch Series’ genoemd], aanwezig in de National Archives of Guyana te Georgetown, (1685) 1720-1814 (1827). Inv.nr AB.3.81: Miscellaneous Petitions 1778-1792.
    • Idem, inv.nr AB.3.82: Miscellaneous Interrogations (Examinations) 1782.
    • Idem, inv.nr AB.3.88: Notifications, Ordinances etc. 1796 – 1798.
    • idem, inv.nr AC.9.1C: notariële akten 1765 – 1769, Notary: Hendrik Noppen
    • idem, inv.nr AL.2.1A: Death register

 

Literatuur

  • Kramer, Klaas. ‘Plantation development in Berbice from 1753 to 1779: the shift from the interior to the coast’, Nieuwe West-Indische Gids 1991 (65-1/2): 51-65.
  • Netscher, Pieter Marinus. Geschiedenis van de koloniën Essequebo: Demerary, en Berbice, van de vestiging der Nederlanders aldaar tot op onzen tijd. ‘s Gravenhage: M. Nijhoff, 1888.
  • Hollandsche historische courant, 21 mei 1782.

 

Websites

  • CARICOM Compilation Archive, geraadpleegd via https://louverture.ch/cca. (Met dank aan Hans Fässler voor de aanvullende informatie.)