Rusteloze reiziger Joan Hendrik Tobias en het graf van Lepejou
Sjaak Onderdelinden
Het openbare leven in Zwolle werd in de achttiende en negentiende eeuw door een paar dozijn rijke families bepaald. Een eigenschap van die families was, naast de rijkdom, dat ze uiterst honkvast waren. Zonder zitvlees geen invloed. Maar soms was er een uitzondering.
Waar flink wat leden van de familie Tobias prachtbanen in Zwolle vervulden, zocht Joan Hendrik Tobias (1783-1857) na juridische voorbereiding aan de Universiteit van Harderwijk het avontuur als bestuursambtenaar in Oost-Indië. Hij maakte daar ook vlot carrière, maar zag die steeds weer onderbroken door gezondheidsproblemen, waar hij dan weer voor naar Nederland moest. Zo ontstaat er een patroon van scheepsovertochten, beginnend in 1802 en in toenemend tempo in de dertiger jaren. In 1843 had Joan Hendrik Tobias al negen reizen op zijn conto en er kwam maar geen einde aan. Historicus Jan ten Hove, die de biografie van Tobias zorgvuldig volgde, kreeg er een beetje genoeg van en noteerde op het eind: ‘Na nog enkele keren heen en weer te zijn gezeild, stierf Joan Hendrik sr. op 27 november 1857 in Buitenzorg’. Hij heeft dan wel een halvering van de reistijd (oorspronkelijk een half jaar) meegemaakt, maar toch… Bedenkt men bovendien dat hij ook binnen Indië vaak onderweg was, dikwijls naar Sulawesi (toen nog: Celebes), dan dringt zich toch het beeld op van een rusteloos reiziger.
Graf van Lepejou aan de Doornweg bij Zwolle
Jan ten Hove, ‘Joan Hendrik Tobias. Ambtenaar in Nederlands-Indië’ in: Overijsselse Historische Bijdragen 136 (Zwolle, 2021) 65-82.