Sporen van Overijssel in de Molukken

Sjaak Onderdelinden

Het project Sporen van het slavernijverleden in Overijssel geeft soms bizarre inkijkjes in de wereld van het kolonialisme. Deze keer draaien we het perspectief eens in de omgekeerde richting en kijken we niet naar sporen van het slavernijverleden in Overijssel, maar naar sporen van Overijssel in Oost-Indië, het kerngebied van de koloniale activiteiten van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC).

We kijken dus in hoofdzaak naar de zeventiende en achttiende eeuw, de tijd van ongebreidelde Hollandse expansiedrang, van koloniale veroveringen en verregaande uitbuiting van de plaatselijke bevolking omwille van al even ongebreideld winstbejag. Hulp krijgen we van een verbazend aardig boekje van G.J. Westhoff over een zeer klein aantal zeer kleine Molukse eilanden. Het boekje heet Heimwee-eilanden, de titel wijst programmatisch op het ideële vertrekpunt: naamgeving van geografisch onbeschreven gebied door middel van denken aan thuis. De eilandjes zijn Groot- en Klein-Geelmuiden (=Genemuiden), Hasselt, Hattem en IJsselmuiden in de Noord-Molukken, onder Halmahera en naast de kop van Nieuw-Guinea.

Heimwee-eilanden

Het vernoemen had traditie. Westhoff wijst op de namen van de VOC-vloot, daar gaat het om een paar duizend schepen, die allemaal een naam verdienden. Zo stak op 12 oktober 1627, zoals altijd vanaf de rede van Texel, een vloot in zee, bestaande uit de volgende schepen: Delfshaven, Vliegende Draak, Nassau, Terschelling, Ter Veere, Vlieland, Vlissingen, Wieringen, Prins Willem, Zeeburg en Kampen. Die laatste begon aan een maidentrip, die niet meer dan elf(!) dagen zou duren. Al ter hoogte van het eiland Wight ging het jacht in een fikse storm ten onder, op 23 oktober 1627. De bemanning wist zich te redden, maar schip en vracht zijn tot 1979 voorwerp van bergingsoperaties gebleven. Voor zeilschepen bleven verre reizen een risico. Maar de meesten bereikten toch hun doel, niet zelden om dan in de Oost transporttaken op zich te nemen. De centrale stelling van auteur Westhoff luidt nu, dat bij die transporttochten, van eiland naar eiland, door de VOC-kapiteins gestrooid werd met namen voor tot dan toe naamloze eilandjes, en wel met allerlei Hollandse plaatsnamen, dit in analogie met de schepen, waarmee ze gekomen waren. Westhoff denkt daarbij als motivatie eerder aan heimwee naar het vaderland dan aan kolonialistische inbezitname – vandaar de titel Heimwee-eilanden.

Hongitochten

Wie er nu eigenlijk verantwoordelijk is voor de naamgeving van die Overijsselse eilanden, is niet geheel duidelijk. Er zijn twee kandidaten. Rond 1640 voer de scheepschirurgijn Wouter Schouten van de pinas Hasselt rond in de Noord-Molukken. Hij komt als naamgever in aanmerking, maar staat toch op de tweede plaats na schipper Pieter Stippert, die vijftien jaar later hetzelfde gebied bezocht voor allerlei geografische metingen. Beide expedities hadden echter als voornaamste doel het uitroeien van de kruidnagelteelt op alle Molukse eilanden behalve Ambon, waar de kruidnagelcultuur dus geconcentreerd werd. De Overijsselse sporen zijn dus verbonden met de zogeheten hongitochten, die de kruidnagelteelt meedogenloos uitroeiden. VOC-schrikbewind.

VOC-praktijk

Die VOC-heerschappij, met alle bloeddorstigheid, uitbuiting en slavernij had ook een andere kant, waarvan elke lezer maar zelf moet oordelen, of het gaat om echt idealisme of om een niet al te groot uitgevallen vijgenblad: de onderwerping van de inlandse bevolking vond plaats in combinatie met twee ideële doelstellingen: educatie en evangelisatie. Scholing voor de ongeletterden en bekering van de moslims. Het eiland Batjan met het plaatsje Libuha, direct ten noorden van de Overijsselse eilandjes, biedt een fraai voorbeeld van de VOC-praktijk. Het herbergde namelijk het fort Barneveld, dat een belangrijke rol speelde in allerlei plaatselijke opstanden; maar je kon er ook een kerkje vinden, dat tot op de dag van vandaag onderdak biedt aan een kleine protestantse gemeente van ruim 600 leden. Toch meer dan een verdubbeling ten opzichte van de begintijd in 1635, toen de voorlezer (een soort gesubsidieerde tussenvorm tussen een dominee en een ouderling) Harmen Jansz. een naamlijst van alle 283 gemeenteleden opstelde, elke familie apart. En aan het eind van elk huishouden als laatste categorie: de tot slaaf gemaakten. Eerst de gedoopten en toen de ongedoopten. Een voorbeeld van de wijdverbreide aanwezigheid van slavernij in Nederlands-Indië.

Noord-Molukken

Bronnen

G.J.Westhoff: Heimwee-eilanden. Geelmuiden, Hasselt, Hattem en IJsselmuiden in de Noord-Molukken. Genemuiden 2017.